Leenwoorden zijn woorden in de Nederlandse taal die afkomstig zijn uit een andere taal en (meestal) een afwijkende spelling hebben. Historisch gezien zijn dit vooral leenwoorden uit de Franse taal en uit de Engelse taal.
Hoe herken je leenwoorden?
Door te werken met contrast ten opzichte van de Nederlandse klankkaart van Taal in Blokje zijn leenklanken en leenwoorden makkelijk op te sporen. Als de leerling eenmaal leenklanken en leenwoorden kan herkennen, weet hij ook wat de afwijkingen in de spelling zijn vergeleken met de Nederlandse woorden en kan hij zich specifiek richten op de 'lastige spelling'. De leerling leert zo welke woorden de Nederlandse klanken en regels volgen en welke woorden niet. Niet alle woorden die lang zijn of er ingewikkeld uitzien zijn moeilijk te spellen. De leerling leert om de leenwoorden woorden te scheiden van de Nederlandse woorden. De spelling wordt niet meer op een hoop gegooid. De informatieverwerking voor spelling verbetert.
Vuistregel voor de herkenning van leenklanken en leenwoorden. Leenklanken zijn:
1. alle letters die niet op de Nederlandse klankkaart van Taal in Blokjes staan zijn leenklanken zoals de c, q, x en y maar ook bijvoorbeeld de oi van toilet, de eui van fauteuil, de air van militair, de ck van snack en de sh van shampoo. 2. alle letters die wel op de Nederlandse klankkaart staan maar die geen Nederlandse uitspraak hebben, bijvoorbeeld de ch en de oo van 'chauffeur' [sjoveur] en 'douche' [doesj] en woorden met 'de Franse i' uitgesproken als [ie] : 'rivier' [rievier], 'viool' [vie-ool], 'activiteit' [aktievieteit]. Oefenen met Leenwoorden Leenklanken herkennen is makkelijker dan leenklanken opschrijven. Begin met het herkennen van leenklanken. Laat de leerling de leenwoordklanken in leenwoorden zoeken en onderstrepen met potlood (of coderen met paars).
Gebruik hiervoor woordenlijsten op een blaadje in een vergroot lettertype. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de leenwoorden uit de spellingpakketten van de taalmethode van je leerling. Kijk de onderstreeptje leenklanken in de woorden na en bespreek de fouten. Eventueel kan je de leenwoorden fonetisch opschrijven om de afwijking van de spelling duidelijk te maken, bijvoorbeeld rivier = [rievier], de i is dus een leenklank, chauffeur = [sjoveur], de ch en au zijn leenklanken, chic = [sjiek], de ch, i en de c zijn allemaal leenklanken.
Laat vervolgens de leenwoorden opschrijven. Tip voor in de klas: woorddetective leenwoorden. Verzamel folders en kranten en laat je leerlingen de woorden uitknippen waarvan zij denken dat het leenwoorden zijn en daarvan een collage maken op een A4 blaadje.
Recente reacties